Een eerste verkenning voor Briancon

Hardloper bezoekt de Koppenbergcross, ofwel het terrein van de moddermannen.
Een eerste verkenning voor Briancon


Vriend M. vraagt of ik van sport houd.
‘Ja, hèhè!’. Dat wist hij eigenlijk ook al wel.
‘Maar vind je het ook leuk om ernaar te kijken?’
‘Dat ligt eraan, zo’n beetje elke sport, behalve voetbal (en bowlen, maar dat is geen sport).’
Of ik meega naar een dagje veldrijden op de Koppenberg in Vlaanderen.
‘Ja, hèhè.’ Need you ask? Als bloedfanatiek hardloper in hart en nieren erken ik: er zijn maar twee echte sporten, veldrijden en marathonschaatsen. Veldrijden staat met stip op één.

 

Mijn alternatieve agenda: volgend jaar staat een week fietsen in de buurt van Briancon op de agenda en eigenlijk ben ik geen ‘fietser in hart en nieren’. Met bergen als de De col D'Izoard, De Galibier en L'Alpe d'Huez gaan we ongetwijfeld de naam van ons Chalet – Beyond - eer aan doen. Die week laat zich straks kenmerken door stoempen, snot en echte mannen. De mannen zullen zich zelfs van de jongens onderscheiden, dus het wordt hoog tijd dat ik een eerste verkenning doe bij het veldrijden.

 



Modder, modder, modder…
Als ik ’s ochtends in de trein op weg ben naar Breda, waar we elkaar zullen treffen, valt meteen mijn oog op een artikel in Dagblad De Pers ‘Kameleon zet Vlaanderen keihard te kakken’. Het artikel verhaalt over de ijzersterke Tsjech Zdenek Stybar die dit seizoen acht van de negen wedstrijden op zijn naam heeft gezet. Hoe kun je niet smachten naar een evenement dat in het artikel wordt omschreven als: ‘…het bier smaakt naar modder, de worsten smaken naar modder, de friet smaakt naar modder. En zo hoort het ook...’ Geniaal! De enige vergelijking die niet meteen mank gaat, is die met de poldercross alias baggerrace in het hardlopen, waarbij je je waagt in slootjes, modder en waterige weilanden.


Veldrijden knuffelsport
We kijken er beide naar uit om dit fenomeen eens live mee te maken. M. is net als ik een liefhebber van pure, rauwe sport. Van sporters die je kunt ‘aanraken’. Volgens hem is veldrijden een knuffelsport, getuige de duizenden supporters die zich in weer en wind door de modder wagen. Vaders, moeders, opa’s, oma’s, kinderen; alles en iedereen waadt gelaten door de velden. Meteen springen de bussen van de verschillende supportersverenigingen in het oog: Klaas Vantornhout, Sven Vanthourenhout, Sven Nys, iedere zichzelf respecterende renner wordt gevolgd door een schare fanatieke en trouwe supporters.


Vlaamse hoffelijkheid
We begeven ons richting de frieten, worsten en het bier. Oneindige rijden voor de kleine kraampjes gezien het foute tijdstip: over veertig minuten gaan de eliterijders van start en dan staan er echt geen rijen meer. Nu des te meer. M. sluit aan in de bierrij; ik de patatrij. Naast me dropt een Vlaamse vader zijn meiske (kinderarbeid): awel volg dezen man en gij blijft braaf bij dezen meneer, tot ik terugkom (bierrij). Het meiske wacht geduldig naast me. Plots onwaar ik een rukje aan mijn mouw. ‘Voor wie zijt gij supporter?’, vraagt ze schuchter. Ze overvalt me. ‘Ehh, ik ben Nederlander, er rijden op dit moment niet echt Nederlanders mee in het klassement. Ik denk dat ik voor Sven Nys ga.’ Zij niet; zij gaat voor de jonge held Niels Albert. Leuk dat ze het vraagt. Het typeert de sfeer. Voor me in de rij probeert een grote bruusk uitziende kerel zich eruit te worstelen met twee bakken patatten. Het kost moeite en met een zachte stem zegt hij tegen de omringende menigte: ‘C’est tres gentil.’ Het typeert de Vlaamse hoffelijkheid.

(G)rasrenners
Op een heel groot LCD-scherm zien we de start, waarna er duidelijk roering in de velden is. Het gonst. Wanneer komen de eerste renners over de top de Koppenberg afglibberen? Het wordt ons al snel duidelijk wanneer een golf van applaus zich de berg af richting ons verplaatst. We zien enkel afstekende helmpjes tegen de mensenmassa. De adrenaline baant zich een weg door de aderen. Daar komen de helden. Sven Nijs is de eerste die langs ons vliegt met in zijn kielzog Stybar. We brullen mee en applaudisseren voor deze kereltjes. Hoe kunnen die kleine, ranke mannetjes zoveel kracht ontwikkelen? We kunnen de ribbetjes tellen en de taille is zo slank dat hij duidelijk afsteekt tussen knokige schouders en heupen. Lange pezige benen malen in de rondte en ze lijken moeiteloos hun ronden af te tikken. De spitse neuzen steken af tegen een veelal wit en ingevallen gelaat. Dit zijn topatleten. Ze moeten bij de start meteen voluit om een goede positie te bemachtigen, dan moeten ze voluit bergop om die positie te behouden en dan moeten ze ruim een uur voluit. Verzuring, maximale hartslag en duurvermogen; dit zijn raspaardjes. Ik denk aan mijn deelnames aan het NK Cross en stel me voor hoe ze zich moeten voelen, een zoute plak op de tong, een kloppende kop, bonkende benen, pijn in de luchtwegen, schokkende longen en een lichaam dat snakt naar zuurstof.



De koppen(snellers)berg
Met onze patatten en worsten in de hand en het bier voor het grijpen, brengen we de middag door voor de patatkraam. We overzien vanaf hier de Koppenberg en de renners passeren vlak voor onze neus over een gladde plank die over een sloot is gedrapeerd in een moeilijke bocht van 120 graden, bergop. Het is goed genieten en met malende kaken brullen we onze jongens na. Al in de eerste ronde is er een kerel met materiaalpech en hij moet met de fiets op de nek de Koppenberg afrennen naar de materiaalpost. Sneu. De Koppenberg doet zijn naam eer aan en snelt koppen. Naarmate de wedstrijd vordert worden the boys gescheiden van the men. We zien achterin het veld de mindere en veelal jongere goden die op tandvlees en karakter rijden. De bekkies worden met de ronde witter en de wanhoop in de ogen groter. Wij nemen nog een Pikanto.


Krakende Cranks
Tegenover me gaat een kerel van een jaar of vijftig onderuit in de modder met zijn patatten en zijn bier. Gelach alom, waarna hij door vele handen overeind wordt geholpen. Zoals De Pers het formuleert: ‘…Veldrijden is niet voor niets een moddersport. Wie geen natte voeten of zand tussen zijn kiezen wil krijgen, moet thuis zijn en met zijn pantoffels aan naar een balletvoorstelling kijken…’ M. is lovend over deze oersport. ‘Als ze door de modderige bochten trekken, Jan, dan hoor je de cranks kraken door alle kracht die die pezige mannetjes overbrengen op de pedalen. Machtig mooi, ze trekken die fietsen haast uit elkaar’. En ja, ik moet zeggen, als ik die modderige Koppenberg zo voor me zie: daar zou ik nog niet tegenop kunnen rennen, laat staan fietsen. Gelukkig blijkt dat ze er aan deze kant vanaf rijden. Als fanatiek crosser (hardlopen) en MTB-er, ben ik wel wat gewend, maar dit slaat alles. ‘Gelukkig zijn het hier niet van die mietjes die meteen de wedstrijd inkorten als het parcours er een beetje slecht bij ligt, of als het een beetje te koud is’, merk ik op. Hier is het motto helder: niet lullen maar trappen. We concluderen dat Vlaanderen en Nederland zich wel onderscheiden op de wereldkaart. Wij hebben de (Friese) Elfstedentocht; zij hebben het veldrijden. Hier regeren de Vlamingen en een verdwaalde Tsjech die dit jaar roet in het eten gooit. Vandaag gooit gelukkig de Nederlander Gerben de Knegt hoge ogen, maar de man die er met kop en schouders bovenuit steekt is mijn favoriet Sven Nys, die vandaag voor de achtste keer de Koppenbergcross op zijn naam zet. Zelfs als hij een halve ronde op een lekke achterband moet afleggen, verliest hij geen seconde op de concurrentie.

Chapeaux!

Wordt vervolgd…